De Belgische lesbische verborgen kanten van het Franse chanson
Door Marian Lens
Journaliste Léa Lootgieter en singer-songwriter Pauline Paris sloegen de handen in elkaar voor het boek Les dessous lesbiens de la chanson. De tekeningen van Julie Feydel illustreren elk van de veertig hoofdstukken telkens gewijd aan een zangeres.
Het boek is een zeer rijke compilatie – een ware goudmijn – van lesbische, soms biseksuele, zang, die zo zelden openlijk als dusdanig geopenbaard, overwegend vaag blijft. Het boek werd uitgegeven door de zeer ervaren feministische en lesbische uitgeverij iXe .
Op een zeer levendige manier is het onderzoek gebaseerd op een onthullende tekst die de zangeressen geïnterpreteerd hebben of ook geschreven hebben. De analyses, verhalen en anekdotes worden afgewisseld met interviews met primaire bronnen – auteurs, vertolksters of mensen uit hun omgeving – en met zeer levendige getuigenissen, hetzij uit de tijd van de protagonisten, hetzij van recenter datum. Zo veel interpretaties en onthullende benaderingen die een verhelderende herlezing van, vaak beroemde, chansons mogelijk maken, waarbij het underground aanvoelen en decoderen van de liederen gedaan op het moment van uitgave, worden bevestigd.
Een zeer mooie becommentarieerde lijst van bars, nachtclubs, cabarets, clubs, muziekzalen en lesbische of zogenaamd ‘ongure’ ruimtes (‘interlopes’*), vervolledigt het beeld van een bijzondere muzikale Parijse eeuw.
Les dessous lesbiens de la chanson belicht « een geschiedenis die een volledige eeuw beslaat, van de jaren 1920 tot vandaag ». Met de uitwerking ervan wilden de auteurs « eerst en vooral de schetsen van het landschap van het lesbische chanson verveelvoudigen, een landschap dat wijd en tot op vandaag nog maar heel beperkt verkend is. {En zo dus} het mogelijk maken om het te ontdekken in zijn verscheidenheid, met zijn stranden van tederheid en melancholie, zijn schaduwzones en geheimen, zijn doolhoven waar erotiek verlangens en genot,uitgedrukt in het vrouwelijk meervoud, kruist. »
Zoals de uitgeverij iXe bij de uitgave van het boek preciseert: « Afhankelijk van het tijdperk werd vrouwelijke homoseksualiteit beurtelings of gelijktijdig veroordeeld, ontkend en onzichtbaar gemaakt. Maar clandestien of niet, in bedekte of onverbloemde woorden, deze werkelijkheid vond de taal van het chanson om zich uit te drukken, {…} van Suzy Solidor tot Chris, gaande langs Barbara, Brigitte Fontaine, Marie Paule Belle, Juliette Armanet en nog vele anderen.
Het voorwoord is een echt inleidend onderzoek uitgevoerd door het legendarische duo Catherine Gonnard en Elisabeth Lebovici . Er wordt in aangegeven hoe de zangeressen « de geschiedenis en het lot vertolken op een manier die zowel scherp als aandachtig is, {…} het onder vrouwen zijn, de gevoelens, de verlangens, de genoegens van het samenzijn met de nostalgie van die verloren momenten. Zij doen dit nu eens in de vorm van een raadsel, dan weer in een daverende verklaring. Vanaf het moment dat het chanson haar plaats vond in de music hall en in het cabaret zijn er teksten en zangeressen geweest die elke generatie begeleid hebben en die ons, meer specifiek, vertellen over ons en over hen: over degenen die we liefhebben, over degenen die we tegenkomen in ons leven, maar ook over onze gemeenschappelijke geschiedenis met zijn dubbele betekenissen en veelvoudige verboden. » Verder : « we schrijven ‘de la main gauche’ [‘met de linkerhand’], zeker, ‘celle que l’on a toujours cachée’ [‘degene die we altijd verborgen hebben gehouden’], maar om van ‘la ligne droite’ [‘de rechte lijn’] af te stappen door de liefde in vrijheid te bezingen met Messia en door Anne Trister, de film van Léa Pool, voor de zoveelste keer opnieuw te zien ».
En voor ons is het ook een springplank naar een geschiedenis die over grenzen heen gaat. Wij wilden het boek ook onthullen vanuit de invalshoek van de Belgische verborgen kanten, die in de Belgische en internationale geschiedschrijving nog steeds weinig aan bod komt.
Is het echt toeval dat zowel het voorwoord van het boek als de inleiding van de digitale versie beginnen met het oproepen van Gribouille en haar Ostende, een ode aan een heel mooi Sapphisch liefdesverhaal beleefd door de auteur-vertolkster in deze mythische Belgische badplaats: “On n’a pas choisi ce drôle d’amour/ Qu’il te faut cacher, aux portes du jour” [“Wij hebben niet voor deze gekke liefde gekozen/ Die je moet verbergen bij het opkomen van de zon”].
Middels mannen, ook, soms homoseksueel
De auteurs herinneren ons eraan dat « aan het begin van de 20ste eeuw mannen nog steeds het monopolie hadden op het beroep van tekstschrijver en vrouwen zich tevreden stelden met het interpreteren van de door hen gecreëerde werken. » Bij het aanbreken van het vrouwenstemrecht bleven creërende beroepen een mannelijk voorrecht.
Net zoals voor homoseksuele mannen, bestond er het gevaar « een liefde voor hetzelfde geslacht » te openbaren. Maar dit gevaar was nog groter voor vrouwen, als dusdanig aangeduid, omdat het gepaard ging met andere verboden, met name deze die voorbehouden waren aan deze « aan mannelijke dominantie » onderworpen sociaal ondergeschikte wezens. Het werd hun verboden of onmogelijk gemaakt om te componeren, te schrijven, te publiceren, te werken, als zijnden, subjecten, onder de anderen.
Een halve eeuw later, in 1953, maakte de schrijfster Marguerite Yourcenar gebruik van het procédé van de autobiografie bij volmacht en onthulde haar « neigingen » een weinig via het publiceren van Mémoires d’Hadrien, een homoseksuele Romeinse keizer. Een subtiele manier om de verboden te trotseren en te omzeilen.
Zo zal ook Nicole Louvier zeer moedig een « zinderend eerbetoon » opdragen aan Lodewijk van Beieren en zijn homoseksuele liefdesverhalen. Ze zal echter nog een stap verder durven gaan door hierin ook de hare te bevestigen: « Dezelfde liefde heeft ons geraakt ». De auteurs preciseren dus dat deze liefde, « tegelijkertijd voor de kunsten en voor mensen van hetzelfde geslacht hen echter buiten de samenleving plaatst. In de 19e eeuw was de reactie op dit ‘afwijkende’ gedrag al te vaak gevangenisstraf of psychiatrie. »
Passing – De code van een lesbische neutraal als een soms wazige ‘mannelijke’ identiteit
Daarom juist wordt Nicole Louvier vereerd omdat ze « van vrouwen houdt en dat nooit verborgen heeft gehouden ». Zij is ook bekend als schrijfster, met het boek Qui qu’en grogne dat « het verhaal vertelt van haar liefdesrelatie met Gabrielle en de lesbofobie van voorbijgangers die hen aanstaren, aan de kaak stelt {..zo ook} bevatten haar liederen veel toespelingen op Sapphische liefdesgeschiedenissen, ook al zaait de artieste soms twijfel door haar geliefde ‘mon p’tit copain’ te noemen. »
In haar artikel Femmes des sixties interviewt Léa Lootgieter Eve Pascal, die het lesbische milieu van de jaren vijftig en zestig in het geheugen roept, evenals de lesbische chansons en zangeressen uit die tijd . « In de showbusiness waren sommige sterren lesbisch, maar dat bleef volledig verborgen, we spraken er niet over. De enige die het aandurfde om zich rechtstreeks tot lesbiennes te richten, zelfs op de radio, was Nicole Louvier {…}. Zij was echt ons icoon! Zij zong over ons leven, onze tegenslagen en onze liefdesverhalen in poëtische vorm. Toen ze Mon p’tit copain perdu zong, wisten we allemaal dat ze het over een vrouw had. Maar in de meeste van haar teksten gebruikte ze voor alles neutrale termen en speelde ze met ambiguïteit. »
Deze kunst van het manoeuvreren/nemen van omwegen werd ook beoefend door de zangeres Mick Micheyl, wiens liederen werden gecoverd door beroemde zangers uit de wereld van het chanson zoals Josephine Baker (biseksueel) en Yves Montand (heteroseksueel). Zij zong voor een « lesbisch publiek » dat « de gewoonte had om tussen de regels door te lezen », « afleidingsmanoeuvres te doen », « zoals iemand die altijd had leren ontwijken », « voorzichtig speel ik mijn rol » .
Het boek ontwart op prachtige wijze deze wet van het dubbelleven, ondergronds en verboden, dat door toespelingen wordt opgeroepen.
En in tegenstelling tot hoe het vandaag soms geherinterpreteerd zou kunnen worden, bleef dit weldegelijk een lesbisch neutraal, zelfs wanneer dit met een ‘mannelijke’ connotatie- « een vriendje » – gepaard ging, omdat het een vorm van ‘passing’ was, in de zin van het « zich doen voorkomen als », een manoeuvre dat veel werd en nog steeds wordt gebruikt in onze ondergrondse lesbische cultuur en om onze identiteitskeuzes te beschermen. Is dit niet wat ook Mick Micheyl insinueert wanneer ze de camera live toespreekt in 1959 « Jullie. Jullie die passeren, jullie die naar me kijken, jullie die naar me luisteren. Jullie zijn mijn bron, mijn input. »
Of zou het eerder een ‘niet-vrouwelijk’ neutraal lesbisch zijn?
Het is eveneens een heterosociale maatschappij die « vrouwen » zo slecht leest wanneer zij sterk en autonoom zijn, zeker wanneer zij niet proberen om ‘vrouwelijk’ te zijn. Een maatschappij die, om hen te kunnen blijven beheersen, er alleen maar op uit is hen in keurslijven op te sluiten door nieuwe verboden of stereotypen toe te voegen aan de al erg strikte bestaande normen. De allure van La garçonne, zoals Colette Mars er ons in 1957 al zingende aan herinnert.
Gaat het echt om een ‘vermannelijking’ ? Zijn het niet eerder wezens die vrij leven, met een specifieke identiteit en beleefde aantrekkingskracht. Inderdaad zullen ‘lesbiennes’ erin slagen om de identiteitskloof van degenen die, net zoals zijzelf, « anders » zijn, vast te stellen en te herkennen. De vreugde in de ontdekking en in de bevestiging : « het is er inderdaad één ». Vrije gebaren en kleding die terughoudendheid tarten, die sociaal als ‘mannelijk’ worden gelezen, en die eerder geneutraliseerd zouden moeten worden, als passend bij om het even wie.
Deze nieuwe vrijheid wordt beetje bij beetje door hen ontsluierd : zij (be)zingen ze, zij scanderen ze. En zij laten haar ook zien: « hun houding, hun manier van zingen, de vaak geleende en onhandige manier waarop zij bepaalde kleren dragen, verraden een andere lichamelijk vrijheid, de plotse bruuske gebaren ‘passen’ niet bij de verwachte vrouwelijkheid. »
Biseksuele vrouwen… een heel hoofdstuk tussen ‘passing’ en heterosociale conventies, of simpelweg één keuze uit vele?
Tegelijkertijd een realiteit voortkomende uit keuze of heterosociale druk zijnde, maakt biseksualiteit, m.n. in je persoonlijk traject relaties met personen van « beide geslachten » beleven, de meerderheid van de menselijke relaties uit, zoals de rapporten van seksuologen en sociologen Mc Kinsey en Shere Hite sinds lang aantonen.
Het boek staat dus vol met deze zangeressen, die zich bewegen tussen een semi-in-de-kast biseksuele en/of een semi-verborgen ‘lesbische’ identiteit. En de meerderheid van de « vrouwen die van vrouwen houden » die eerder bij het grote publiek bekend zijn, zijn degenen die min of meer openlijk kiezen voor relaties met beide geslachten.
De zangeressen en degenen die hen huldigden zoals Marlène Dietrich, Joséphine Baker, Barbara, Tamara de Lempicka, Suzy Solidor, of Françoise Mallet-Joris, worden doorheen het hele boek rond een verhaal of een anekdote opgeroepen, of voorgesteld in één van de vier rubrieken die trouwens aan hen gewijd zijn.
Maar zichzelf ‘biseksueel’ noemen kan ook een manier zijn om zich te camoufleren, toen Catherine Lara verkondigde in Autonome: « Gedurende lange tijd heb ik mijn kaarten onder tafel verborgen gehouden », « Vrij om van een vrouw of een man te houden ». Zij geeft de voorkeur aan het meer diffuus identiteitsbegrip : « homosensueel » .
Ook Belgische verborgen lesbische kanten – Brussel als uitgevers- en artistieke springplank
Naast Léa Lootgieter en Pauline Paris hebben we Julie Feydel die afgestudeerde aan de grafische onderzoekschool van… Brussel. De Belgische grafische en artistieke scholen zijn gerenommeerd en trekken een behoorlijk internationaal publiek aan, en er komen er velen vanuit Frankrijk om hier hun studies voort te zetten.
Veel artiesten uit de muziekwereld hebben zich eveneens ontwikkeld in België en in het bijzonder te Brussel. Dankzij dit zo inspirerende boek onthullen we er enkele facetten van.
Brussel is sinds lang een uitverkoren plaats wanneer het gaat om het publiceren van onfatsoenlijke of politieke geschriften die in het buitenland verboden zijn. Het was in Brussel dat de dichter Verlaine aan het eind van de jaren 1860 onder een pseudoniem verschillende gedichten, en in het bijzonder Sapphische gedichten zoals Les amies , publiceerde.
De zangeres Susy Solidor, die een belangrijke rol speelt in het boek, zal haar autobiografie La Vie commence au large in 1944 in Brussel laten uitgeven door uitgeverij Editions du Sablon .
Wat betreft de magnifieke Barbara: het was in Brussel dat zij trouwde, leefde en haar leven als zangeres begon.
Bij het aanbreken van mei 1968 : de liefdesbelevenissen van de zangeressen Gribouille en Marie-Thérèse Orain op het strand van Oostende
De lesbische boekhandel Artemys kondigt in haar literair programma van het najaar 2001 de literaire ontmoeting met Marie-Thérèse Orain aan, die zij organiseert in Etterbeek:
« Marie-Thérèse Orain komt ons het boek presenteren dat zij zeer recent publiceerde over Gribouilles Je vais mourir demain, met het complete werk van Gribouille.
Gribouille, een legendarische figuur uit de Franse jaren zestig, stierf in januari 1968 op 26-jarige leeftijd, na een duizelingwekkende carrière van vijf jaar. Zij liet cultchansons na zoals Mathias en Ostende, een waarachtig liefdeslied voor de auteur. Een geheel van buitengewoon sterke geschriften, prachtige poëzie, veel tederheid, maar ook wanhoop, ‘wanhoop in haar meest verleidelijke vorm’ (Françoise Mallet-Joris). »
In Les dessous lesbiens de la chanson leggen de auteurs met veel precisie de historische context uit waarin de zangeres Gribouille leefde. « Het thema van verboden liefdes komt steeds weer terug in het Franse chanson, of het nu gaat om overspelige relaties of over relaties tussen twee geliefden van verschillende sociale klassen, religies of leeftijden. Voor lesbiennes heeft dit nog een meer aangrijpende relevantie, gegeven het feit dat, zelfs wanneer vrouwelijke homoseksualiteit in tegenstelling tot mannelijke homoseksualiteit binnen de Franse wetgeving nooit strafbaar werd gesteld, zij wel degelijk op een slinkse manier onderdrukt werd. Talrijke garçonnes en andere ‘jules’ werden wegens travestie aan de uitgang van lesbische cabarets gearresteerd of onder dwang opgenomen in psychiatrische ziekenhuizen, zoals Mylène Farmers Maman a tort (1984) ons in herinnering brengt. Sapphische hartstochten worden ook vaak in halve woorden uitgedrukt, zoals in Damia’s La chaîne (1911) of Gribouilles Ostende (1968). »
Intieme banden en artistieke samenwerking tussen vrouwen – Marie Paule Belle & Françoise Mallet-Joris
Het is niemand minder dan Françoise Mallet-Joris die het voorwoord zal schrijven bij Marie-Thérèse Orains biografie over Gribouille. Dankzij de auteurs van Dessous lesbiens de la chanson ontdekken we de bijzonder romantische redenen hiervoor : « De liefdesrelatie tussen Françoise Mallet-Joris en Marie Paule Belle gesmeed in Parijs in 1970, het jaar waarin de zangeres optrad in het cabaret L’Écluse, in het programma van Marie-Thérèse Orain, die daar een vedette was. »
Marie-Paule vertrouwt de auteurs het volgende toe: « Ons verhaal, dat iedereen kende ook al vermeldden we het niet, was een model voor homoseksuele vrouwen, zoals dat van Jean Cocteau en Jean Marais er één was voor homo’s. {…} In die tijd hoorden we zeggen dat het een ziekte, een perversie was. Wij hebben geprobeerd om het tegendeel te bewijzen, eenvoudigweg door onze liefdesgeschiedenis, die heel mooi en heel eenvoudig was, op een natuurlijke wijze te beleven. »
De vrouwelijke songwriters en muzikanten onderhielden ook zeer professionele relaties onder vrouwen. Zoals de auteurs preciseren, schreef Françoise « bijna tweederde van de liederen van Marie Paule (166 van de 250!) en is zij, zelfs na hun scheiding, haar tekstschrijfster gebleven. ». Verderop in het boek leren we dat singer-songwriter Catherine Lara voornamelijk voor andere vrouwen schreef, waaronder twee liedjes voor Barbara.
En in België, zo moeilijk, omsloot een erg verstikkende druk Sœur Sourire
In België en in de rest van de wereld is het een jonge non, “Soeur Sourire”, die een nieuw wereldfenomeen lanceert in de wereld van het chanson, door van het lied Dominique nique de eerste ‘wereldhit’ te maken.
Toen de componiste enkele jaren later onder haar echte naam, Jeannine Deckers, in het midden van de jaren zestig de religieuze orde verliet, veroorzaakte zij een schandaal. Dit schandaal werd snel begraven onder een ware druk die weegt op alles wat “anders” zou kunnen zijn in het zo conservatieve katholieke België.
In 1985 veroorzaakte haar zelfdoding met Annie Pécher een schokgolf, waarbij hun liefdesrelatie aan het Belgische publiek werd onthuld. Maar meer nog, met name het echte schandaal dat Jeannine Deckers ertoe dreef deze daad te stellen: de omvang van de manipulatie en de beroving waaraan zij was onderworpen door het klooster van Fichermont en de platenmaatschappij Philips, die als enigen de integrale winst van het wereldwijd zo beroemde chanson Dominique nique in eigen zak hadden gestoken.
Zij werd onophoudelijk lastig gevallen door een fiscus die onder één hoedje speelde met degenen die nochtans misbruik van haar hadden gemaakt, om haar belasting te doen betalen voor de miljoenen verkochte platen, terwijl zij pas aan het eind van haar leven de auteursrechten begon te verkrijgen na een bittere juridische strijd, die bij haar dood nog steeds gaande was.
Haar dood bracht het bestaan aan het licht van een dagboek waarin voor het eerst met zekerheid kon worden gelezen over haar homoseksualiteit, hoewel deze nog vaak ontkend wordt, zelfs in recent uitgebrachte biopics.
Zij heeft haar homoseksualiteit nooit publiekelijk aangenomen. Net zoals de meeste homoseksuele vrouwen en mannen trouwens, die dus in het verborgene leefden en/of moeite hadden om zichzelf als dusdanig te definiëren. Er waren er maar weinig van ons in de gemeenschap die echter wisten dat zij « naar identiteit op zoek » was richting homoseksualiteit, maar dat zij zich daarbij niet op haar gemak voelde.
Lesbisch of homoseksueel zijn werd binnen de dominante katholieke godsdienst als “beschamend”, door de verschillende wetenschappen als “onnatuurlijk”, in de psychologie en psychiatrie als “abnormaal”, en in de samenleving als “amoreel” beschouwd.
De ‘revanche’ – In de schijnwerpers – de lancering van dessous lesbiens de la chanson in België
Het is Sœur Sourire die de schakel zal zijn tussen de auteurs, Léa Lootgieter en Pauline Paris, en mijzelf, via Carole Vidal, die adviseert om met mij contact op te nemen voor het hoofdstuk over Sœur Sourire. Carole is verantwoordelijke van de Archives Recherches et Cultures Lesbienne in Parijs, en bij het lezen van alles wat sinds het overlijden van Jeannine Deckers onthuld werd, ontcijfert zij een fragment uit haar lied « “Sur la route de ma vie/ J’ai arrêté mes pas/ Tout au fond de mon coeur/ Quelqu’un attendait-là. » [« “Op mijn levenspad / Hield ik mijn pas in/ Diep in mijn hart/ Er wachtte daar iemand. »] als een verwijzing van deze naar de « vreugde » van haar leven, Annie Pécher.
Wat een symbool. Het kon dus niet anders dan dat het boek in België gelanceerd zou worden door een organisatie met een lesbisch profiel, L-Tour ; evenals door en in een modern(e) lesbisch(e) en GBTI+ café-bar-concert, Le Crazy Circle . Het kader van het gekozen evenement zal dat van het PrideFestival (cultureel concept en evenement uitgewerkt door het RainbowHouse van Brussel) zijn, gericht op de LGBTI+ gemeenschap evenals op een zeer groot publiek, zoals de zangeressen het uiteindelijk zouden gewild hebben.
Dit artikel is het eerste dat in België verschijnt over dit ongelofelijke onderzoek van onderzoekster Léa Lootgieter en singer-songwriter Pauline Paris. En dit in het tijdschrift van het Suzan Daniel Fonds, eveneens symbolisch om onze herstory en geschiedenis te belichten.
De genoemde zangeressen hebben, door hun lesbische en biseksuele en meervoudige liefdesverhalen te onthullen, voor vrouwen, ook al deden zij dat vaak nog op een gecamoufleerde of stille manier, werkelijk vele deuren geopend en mogelijkheden gecreëerd. We kunnen hen alleen maar vereren en op zo’n mooie manier hiervoor eer betuigen.
Het boek Les dessous lesbiens de la chanson is een echt vieren van lesbische stemmen die zingen over verzet, passie, en overwinningen in de liefde die zo goed de verboden op zo een zacht onder-vrouwen-zijn hebben getrotseerd.
Liefdesliederen zijn zoals gedichten. In mei 1970 droeg Jeannine Deckers – alias ‘Sœur Sourire’ – in haar dagboek met Renaissance een liefdesgedicht op aan Annie: « tu as mis l’amour sous mes pas {…} le bonheur {…}, {Ma vie} ton amour y a mis des fleurs, {…} ton feu en moi a mis le bonheur. [Jij hebt de liefde onder mijn stappen gelegd {…} het geluk {…}, {Mijn leven} jouw liefde heeft er bloemen in gelegd, {…} jouw vuur in mij het geluk gebracht.] »
Marian Lens, sociologe, november 2020
- ‘Interlope’ in het Frans betekent: “dit la clandestinité, le secret, la transgression. Ceux d’une culture homosexuelle underground qui dans le Paris de l’entre-deux-guerres, s’exprime notamment sur la scène de bals et de cabarets »
Oorspronkelijk artikel: LENS, Marian : Les dessous lesbiens belges de la chanson française, in: Het ondraaglijk besef / La notion insupportable (Fonds Suzan Daniel), n°26, december/décembre 2020, pp.12-15.
(Vertaling: Sociaalvertaalbureau Brussel Onthaal vzw ; nagelezen door de auteur.
Met de steun van Equal.Brussels {activer l’hyperlien vers Equal.Bls}– Gelijke kansen voor het Brussels Hoofstedelijk Gewest)
[i] Les dessous lesbiens de la chanson, Editions iXe, 2019. Léa Lootgieter a notamment cofondé la revue lesbienne Well Well Well, été vice-présidente de SOS Homophobie et coprésidente de l’Association des journalistes LGBT. Pauline Paris est une chanteuse-compositrice qui se place dans la lignée de la nouvelle chanson française. Elle puise son inspiration dans la folk, le jazz, le rock, le blues et la bossa-nova.
[ii] Julie Feydel, illustratrice, graphiste et photographe indépendante, collabore avec de nombreuses revues et publications.
[iii] La maison d’édition iXe (https://www.editions-ixe.fr/) poursuit la lancée de la collection Bibliothèque du féminisme (1991-2009) des éditions Harmattan, en se spécialisant depuis 2010 sur les études féministes, de genre et sur la sexuation.
[iv] Catherine Gonnard est un pilier du milieu lesbien, homosexuel et queer en France. Ses recherches approfondies sont régulièrement publiées sous forme d’articles ou de livres. Elle a notamment été rédactrice en chef de Lesbia Magazine de 1989 à 1995. Elisabeth Lebovici est historienne et critique d’art, et couvre en particulier les études de genre, les politiques queer, l’activisme LGBT et les arts contemporains.
[v] Introduction à la troisième rubrique. p.104.
[vi] Extraits p. 52.
[vii] Ce livre publié à La Table Ronde était encore disponible en 1985 et vendu par la librairie lesbienne Artemys à Bruxelles, qui fera redécouvrir cette auteure lesbienne en Belgique.
[viii] Lootgieter Léa, Femmes des sixties. Dans : Well Well Well, – la revue lesbienne, (2014)1, p. 94.
[ix] Extraits pp.82,83.
[x] Extrait p. 82. Merci à Léa et à Pauline de donner avec ce livre une telle source d’inspiration et de nous permettre grâce à cette compilation multiforme de nouvelles possibilités de décoder ce qui est très probablement ou assurément écrit ou dit entre les lignes.
[xi] Préface.
[xii] Extrait p. 101.
[xiii] Les amies, publié par Verlaine sous le pseudonyme de Pablo de Herlagnez en décembre 1867, chez l’éditeur bruxellois Auguste Poulet-Malassis, connu pour publier des écrits alors considérés comme licencieux, comme Les Fleurs du mal de Baudelaire. (https://fr.wikisource.org/wiki/Les_Amies ; dernière modification le 19 avril 2013).
[xiv] Susy Solidor, La Vie commence au large. Bruxelles-Paris, Editions du Sablon, 1944. Repris dans Carbonel Marie-Hélène, Susy Solidor : Une vie d’amours. Gémenos, Editions Autres Temps, 2007, p.20, note 41.
[xv] Rue de la Madeleine.
[xvi] Publicité pour la soirée organisée par Artemys le samedi 22 septembre 2001 au Centre Culturel d’Etterbeek. Référence du livre : Orain Marie-Thérèse, Gribouille : Je vais mourir demain. Paris, Christian Pirot, 2001.
[xvii] Extrait p.62.
[xviii] Extrait p.90. Voir aussi sur cet aspect : Lens Marian, Françoise Mallet-Joris (1930-2016). Dans : Het ondraaglijk besef – La notion insupportable (Fonds Suzan Daniel), (2016)22, december/décembre, pp 9-12. Elles vivront ensemble onze ans, et continueront une relation d’estime jusqu’au décès de Françoise Mallet-Joris.
[xix] L-Tour, https://www.l-tour.be/archives/ (19 septembre 2020)
[xx] Ixelles, 19 septembre 2020.
[xxi] Everaert Henry, Sœur Sourire : Une voix sans visage. Journal, Bruxelles, Didier Hatier, 1988, p.79.